Tips & Tricks


Fotografie van Vogels in vlucht

Als we roofvogels gaan fotograferen hebben we altijd te maken met schuwe vogels die ook nog eens héél goed kunnen zien. Een muisje op een paar honderd meter spotten is voor deze gewiekste jagers geen enkel probleem. Hoe fotografeer je zo’n schuw dier op grote afstand?
 

Objectief en diafragma

Om een roofvogel mooi groot in beeld te kunnen krijgen, zul je met een flink teleobjectief of een telezoomobjectief moeten werken. Een teleobjectief heeft een vast brandpunt van bijvoorbeeld 500 mm, en een telezoomobjectief loopt bijvoorbeeld van 200 tot 500 mm.

Je werkt bij het fotograferen van vogels bijna altijd met een groot diafragma, dus een laag F-getal. Meestal kies je het grootst mogelijke diafragma. Bij de telezoom Sigma 150-600MM F/5-6.3, is dat dus, afhankelijk van de zoomstand een diafragma tussen de F 5 (bij 150 mm) en F 6,3 (bij 600 mm). Als er voldoende licht is, raden we aan het diafragma één stop te sluiten, omdat dan de foto in scherpte iets wint. De optische kwaliteit van je objectief is op die grootste stand namelijk niet optimaal, en neemt toe als je het ietsje sluit.

Welk objectief 

In het algemeen geldt bij roofvogelfotografie in het veld: hoe meer milimeter je objectief heeft, des te beter. Roofvogels hebben een uitstekende blik en zijn in het algemeen ook nog eens bijzonder schuw. Je komt dus niet makkelijk heel dicht bij een roofvogel (een show uitgezonderd), dus heb je een flinke tele- of telezoom nodig om ze acceptabel groot in beeld te vangen. Denk dan aan een vast brandpuntobjectief van 500 of 600 mm of een telezoomobjectief van 150-600 mm.

Het voordeel van een objectief met een vast brandpunt is dat de afbeeldingskwaliteit hoger ligt en ze vaak een hogere lichtsterkte hebben (je kunt dus een kleinere F-waarde kiezen). Je kunt ze ook beter met een teleconverter uitrusten, waardoor je nog meer millimeter tot je beschikking krijgt.

Bij de meeste telezoomobjectieven kun je ook een teleconverter gebruiken, maar dan mis je meestal de noodzakelijke hogere lichtsterkte om de autofocus goed te kunnen gebruiken. Daarnaast haalt een teleconverter altijd iets van de scherpte weg, waardoor de combinatie met de iets minder goed presterende zoomobjectieven wat tegen kan vallen.

Uitsnede

Het is dan beter om achteraf in een fotobewerkingsprogramma een uitsnede te maken om zo de vogel wat groter in beeld te brengen. Met de grote hoeveelheid pixels van veel moderne camera’s, heb je daar zeker genoeg mogelijkheden voor. Bij het croppen van het beeld moet je originele bestand wel ragscherp zijn, want een deelvergroting vraagt wel wat meer van de ultieme scherpte.

Camera stand

De camera stellen we in op de AV-stand (of A, afhankelijk van het merk), oftewel diafragmavoorkeuze. Hierbij kiest de camera automatisch een geschikte sluitertijd Houd altijd wel zelf de sluitertijd in de gaten!

Meestal werk je bij een tele- of telezoomobjectief met een ondersteuning van rijstzak of statief. Dan is een sluitertijd van 1/100 seconde of nog langer prima – als tenminste de vogel stilzit en niet heel beweeglijk is en de kop veel draait.

Mocht dat het geval zijn, stel dan een hogere iso-waarde in om een snellere sluitertijd te krijgen. Met de huidige camera’s kun je al prima iso 400 als standaard gebruiken, omdat je hierbij prima kwaliteit krijgt, met minimale ruis. Merk je dus bij het fotograferen dat je beeld niet scherp genoeg is – let op de scherpte op de kop van de roofvogel! – dan verhoog je de iso-waarde.

Fotografeer je uit de hand? Zet dan altijd de stabilisatiefunctie aan! Hiermee voorkom je trilingsonscherpte. Bij sommige camera-modellen bevindt zich deze beeldstabilisatie in de camera, dus check dat ook voor de zekerheid.

Roofvogels in vlucht

Het fotograferen van roofvogels in de vlucht is een vak op zich, en moet je vaak oefenen om er beter in te worden. Stel je camera voor het fotograferen van vliegende roofvogels in op continu-AF. Selecteer de functie waarbij meerdere sensoren, meestal zes stuks, in het centrum actief zijn. Hierdoor kun je beter een van de vogels in-focus houden dan wanneer je maar één sensor gebruikt: die prikt veel eerder langs de vogel op de lucht, waardoor de autofocus heen en weer gaat pendelen. Voordat je dan weer de vogel in beeld hebt is de actie weer voorbij en dat zou heel jammer zijn.

Roofvogels in vlucht fotografeer je het beste vanuit de auto, omdat ze daardoor toch dichterbij komen vliegen. Het volgen en in beeld houden van een vliegende roofvogel is vanuit het autoraam helaas wel wat lastiger, omdat je bewegingsruimte wat beperkt is.

Houd altijd de alarmerende roep van andere vogels in de gaten als je op een plek staat te posten. Meestal vliegt er dan wel ergens in de nabijheid een roofvogel! Soms worden ze ook lastiggevallen door onder meer kraaien of kieviten. Het is dan een leuke uitdaging om die twee vogelsoorten in één beeld te vangen.

Beter belichten

Als een roofvogel op een zonnige dag voor een blauwe lucht vliegt, kun je prima op de automaat vertrouwen en hoef je niks aan de belichting te veranderen. Maar als het bewolkt is, krijg je op de automatische belichtingstand van de camera een onderbelichting. Het beeld wordt dan grijzig en de vogel te donker. Door de belichtingscorrectie met + 1,0 EV of + 2,0 EV te corrigeren, krijg je de vogel gedetailleerder in beeld.

Check de sluitertijd en oefen

Zoals we net noemden: houd wel zelf de sluitertijd in de gaten bij het werken op de semi-automatische stand. Deze dient snel genoeg te zijn om de beweging van de vliegende vogel te bevriezen. En als je uit de hand fotografeert óók om onscherpte door beweging van de camera op te vangen.

Een sluitertijd van bijvoorbeeld 1/1000 seconde voldoet meestal, maar het kan geen kwaad om vooraf wat testfoto’s te maken bij bijvoorbeeld vliegshows van vogelsoorten in sommige dierenparken of valkeniers. Daar laten ze de vogels heen en weer vliegen en dan heb je genoeg kans om te oefenen.

Als een vogel parallel aan je vliegt, is het relatief makkelijk. Maar ga ook eens vlakbij de valkenier staan en probeer de vogel scherp in beeld te houden als deze recht op je af komt vliegen. Veel oefenen is het devies! 

Een soort als de torenvalk blijft ook stil in de lucht hangen als hij ‘bidt’ en is daardoor iets makkelijker in beeld te houden. Het mooiste beeld krijg je hiervan als je min of meer op gelijke hoogte van de valk kunt fotograferen. Daarvoor zijn uiterwaarden met dijken heel geschikt. Hier zie je vaak ‘biddende’ valken die speuren naar muizen in de vegetatie op de dijk. Met wat geluk komt zo’n valk min of meer naast de auto op gelijke hoogte!

 

Bron: www.zoom.nl

Foto: Egon Jansen Fotografie